Leerlingen van Abraham, kelners van God

Gastvrijheid is in de drie ‘gemeenschappen van het schrift’, Jodendom, Christendom en Islam, een belangrijke spirituele, morele en sociale waarde en praktijk. In deze drie geloofstradities voert men de opdracht tot gastvrijheid terug op de figuur van aartsvader Abraham. In de verhalen over Abraham wordt zijn gastvrijheid als een spirituele daad getekend en als een gebod van de Barmhartige. In dit artikel beschrijven we hoe in de drie tradities verbindingen gelegd worden tussen de praktijk in de levende gemeenschappen en de verhalen over Abraham. We beginnen met enkele ervaringen uit deze tradities: hoe werkt binnen ieder van de drie gemeenschappen de traditie door in de rituele praktijk.

Voorbeelden
In de Joodse gemeenschap heeft men onlangs weer Soekot, het Loofhuttenfeest gevierd. Soekot is een van de drie belangrijke feesten waarbij de plicht bestaat armen uit te nodigen aan tafel. ‘En wanneer hij eet en drinkt, is hij verplicht om de vreemdeling, de weduwe en de wees te eten te geven, samen met andere armen’ (Maimonides, H. Jom Tov 6:18). Het uitnodigen van gasten omvat ook de niet-joodse buren. Deze traditie is al heel oud en wordt wereldwijd gepraktiseerd.
In de moslimgemeenschap is men gewoon niet-moslims uit te nodigen bij de ’iftar maaltijd’ aan het einde van de Ramadan. Buren, bekenden en vrienden worden uitgenodigd om de vasten te breken. Een hedendaags voorbeeld uit de wereld van de levende Nederlandse Islam is het openen van een gebedsruimte voor niet-moslims in een moskee dichtbij station Utrecht in de wijk Lombok. Vanuit het besef dat Joden en christenen welkom zijn om te bidden tot de Barmhartige, de Levensbron binnen de gebedsruimte van de islam.

In de christelijke gemeenschap in Utrecht Oost heeft men in het afgelopen jaar samen met gemeenteleden uit zustergemeentes en parochies onderdak geboden aan dak- en thuislozen die geen vaste plak meer hadden in de gemeente Utrecht. Dit project is ‘De Toevlucht’ genoemd. In gesprekken met vrijwilligers die tijd, geld en energie hierin staken, bleek dat gemeenteleden geïnspireerd werden door Tora en Evangelie om dit werk met liefde en volharding te doen. Een ander voorbeeld is de eeuwenoude traditie van opvang van gasten en vreemdelingen in kloosters. Het behoort tot de kern van de katholieke spiritualiteit vreemdelingen van buiten onderdak te verschaffen.

Gastvrijheid als spirituele waarde
Wat de drie gemeenschappen verbindt, is het feit dat gastvrijheid gezien wordt als een spiritueel kenmerk van levend geloof. Rene Hornikx laat in zijn boek Een huis vol verhalen zien wat de kenmerken zijn van gastvrijheid in het leven van een religieuze gemeenschap. Deze zeven kenmerken zijn in verhalen, teksten en getuigenissen binnen de drie gemeenschappen terug te vinden: 1) Gul zijn in het onthalen van gasten. ‘Aan alles mogen mensen zien dat zij mijn gasten zijn….Ik vind het ook fijn als ik op bezoek ga en merk dat ik welkom ben’. 2 Bij elkaar te gast zijn. Als mensen bij elkaar op bezoek gaan en verhalen gaan vertellen over hun leven en over hoe ze hun geloof in praktijk brengen, ervaren zij dat als dat je te gast bent in elkaars tradities. 3) Wij zelf zijn te gast in deze wereld. In de geloofsgemeenschap ervaar je dat je op deze wereld geen vast verblijf hebt en onderweg bent naar de wereld van morgen. 4) In een gast kan God verschijnen. In een ander, die te gast is in mijn leven kan God zichtbaar worden, zoals het verhaal van Abraham die eten, drinken, onderdak en gezelschap biedt aan reizigers laat zien. 5) Gastvrijheid laat vrij en nodigt uit tot navolging. In de woorden van E. Levinas: het gelaat van de ander doet een appel op mij en vraagt mij de ander lief te hebben en niet te verachten. De ander vrij te laten in wie hij is en tegelijkertijd mijzelf te laten confronteren met de wijze waarop de gast omgaat met medemensen, natuur en God. 6) Gastvrijheid schept ruimte om deel te nemen. Zoals H. Nouwen schrijft: ‘ gastvrijheid wil een lege ruimte scheppen, en ruimte waarin vreemdelingen binnengaan en ontdekken dat zij als vrije mensen geboren zijn’. 7) Zelf gast te zijn geweest. Het volk Israel heeft eeuwenlang aan den lijve ondervonden vreemdeling en rechteloos te zijn in het land waar zij verbleven. Dit historisch besef is van invloed op de wijze waarop gasten ontvangen worden.

Deze zeven kenmerken van gastvrijheid zijn herkenbaar in de gemeenschapsvorming in de christelijke gemeente, de islamitische umma of het Joodse am Jisrael. Als spirituele waarde werkt gastvrijheid door in de rituelen en praktijken van iedere dag.

Compassie van God, zorg voor de naaste
In de kern wordt gastvrijheid gezien als behorend tot de kern van het geloof in de Ene God. In de joodse traditie wordt Gods zorg voor de mens als paradigma beschouwd voor het menselijk handelen naar medemensen. Er zijn veel teksten in Tora en Talmoed die dit uitdrukken. In de Talmoed staat: ‘Zoals Hij de naakten kleedt (Gen 3:21), kleed jij ook zo de naakten. De Heilige Hij zij geprezen bezocht de zieken (Gen 18:1), zo ook jij: bezoek de zieken. De Heilige Hij zij geprezen troostte de rouwenden (Gen 25:11), zo ook jij: troost de rouwenden. De Heilige Hij zij geprezen begroef de doden (Deut 34:6), zo ook jij: begraaf de doden (b. Sota,14a).De zorg voor de naaste, uitgedrukt in daden van trouw en verbondenheid (gemiloet chassadiem) worden in Tora en Talmoed gebaseerd op de zorg van God voor de wereld, en zo op de Imitatio Dei, de navolging van God. Zoals God heilig en barmhartig is, zo moet ook de mens heilig en barmhartig zijn, zo stelt Maimonides (Misjne Hilchot Deot 1,6; en Sifre 49). God, mens, medemens en wereld worden in het doen gemiloet chassadiem met elkaar verbonden. Ieder mens is een herinnering aan God en wat wij doen zijn Gods voetsporen in een droge woestijn. Deze menselijke sporen moeten zichtbaar maken wie Hij is. De mens wordt opgeroepen partner te worden in Gods schepping. Dit geeft ruimte aan mensen zelf initiatieven te nemen en zich verantwoordelijk te maken voor een bepaalde problematiek (D. Hartman, 2001).

In de Islam zijn volgens Sajidah Abdus Sattar net als in Jodendom en Christendom geloof, eredienst, ethiek en goede werken nauw met elkaar verbonden. De basis van het geloof volgens de koran is ‘ geloof en goede daden’ (iman wa ‘awila saliha). In de spirituele interpretatie van de koran is overgave (islam) de essentie. De goede daden zijn o.a. de zakat en de salat. De zakat verwijst naar de praktijk van het geven en naar het deel van zijn bezit dat de gelovige geeft aan de armen. Het doel van deze geloofshandeling is het zuiveren, het laten zegenen van het vermogen om het zodoende te laten groeien. Door het geven wordt het kapitaal, mits de intentie het behagen van God is, gezegend, en hierdoor groeit het (Ramadan, 2005). Deze groei heeft een religieuze en morele dimensie. Het gaat daarbij om de toegekende spirituele waarde aan bezittingen. Het islamitische woord voor ‘zegen’ is baraka. God is de eerste bron van baraka. Omdat kapitaal waarover zakat wordt betaald baraka draagt, wordt het ‘meer’. (Ajouaou,2006). Het gebed tot de Barmhartige (salat) is nauw verbonden met de geloofshandeling van de zakat. Sadaka en materiele zorg zijn onderdeel van gods-dienst (‘ibadat). Het gebod tot de zakat en de sadaka wordt in de koran uitgebreid tot het aansporen van anderen om zakat te geven. Voedsel geven (it’aaam) wordt in de exegese van de koran en hadieth (traditie) opgevat als ook omvattend kleding, huisvesting en alles wat noodzakelijk is voor een menswaardig bestaan.

In de christelijke gemeenschap wordt de verbinding tussen het liefhebben van God en het zorg dragen voor de naaste gezien als twee kanten van hetzelfde liefdesgebod. In een oecumenisch diaconaal handboek uit 2004, Barmhartigheid en Gerechtigheid (2004) wordt Gods bewogenheid voor mensen vertaald in de opdracht aan de gemeenschap om te zien naar de medemens. Deze zorg voor de naaste (caritas, diakonia) omvat zowel directe hulpverlening, het opbouwen van sociale netwerken opdat mensen niet vereenzamen, het optrekken met mensen en het signaleren van misstanden. In de katholieke encyclieken Nostra Aetate en Lumen Gentium worden de ‘ drie gemeenschappen van de schrift’ opgeroepen zich gezamenlijk in te zetten voor het welzijn van de mensheid.

Abraham als vriend van God
In de drie geloofstradities wordt de nauwe relatie tussen het dienen van God en de zorg voor de naaste teruggevoerd op de centrale figuur van Abraham. In het artikel uit kring 1 in wordt ingegaan op deze relatie. Als we de teksten in het boek Genesis nauwkeurig lezen valt op dat Avraham geen theologische disputen houdt met zijn tegenstanders, maar in zijn levenswandel en levensstijl laat zien hoe hij God dient, of om het in joods-religieuze termen te zeggen hoe hij de naam van God heiligt (Kiddoesj Hasjem). Twee punten in relatie tot ons thema gastvrijheid vallen hierin op: Awraham laat de zorg voor de fysieke noden van de medemens voorgaan op de geestelijke noden. In dit bestek wordt de zin uit de Tora: ‘En hij plantte een boom/bos in Beer Sjewa en riep aldaar de naam van de Eeuwige, de ….god aan’ (Gen 21:3) op twee manieren uitgelegd. Volgens de ene uitleg gaat het om de aanleg van een bos met heerlijke fruitbomen waarvan hij de vruchten gebruikte voor de gasten tijdens de maaltijd. Volgens een andere uitleg gaat het om een complete verzorging in een herberg waar men eten, drinken, een slaapplek en gezelschap kreeg (b. Sota, 10a). Het tweede punt dat commentaar verdient is het bezoek van de drie mannen/ engelen aan Awraham. Nu is een van de vragen die deze passage oproept: Is Awraham in gesprek met God in Gen 18:? Gaat het om de voornaamste van de gasten of spreekt hij direct de Eeuwige aan? De Talmoed geeft twee gewaagde interpretaties van deze zin. In de eerste wordt ervan uitgegaan dat hij met beide spreekt maar wel in een bepaalde volgorde: ‘ Zegt Rabbi Jehoeda in naam van Rav: ‘Het ontvangen van gasten is gewichtiger dan het ontvangen van de Sjechina (de goddelijke aanwezigheid op aarde). Zoals er staat “En hij zei:…….voorbij” (Gen 18:3). God moet even wachten totdat Awraham klaar is met zijn gasten. Een tweede, gewaagde interpretatie is dat de openbaring van God aan Awraham uit niets anders bestond dan de drie mannen die als gezanten van God bij hem langskwamen. Het gebod tot gastvrijheid is dan de uitdrukking van de goddelijke transcendentie die zich openbaart. Op deze wijze kan ook de samenvatting van de Tora zoals Jezus van Nazareth en Rabbi Akiwa die overgeleverd hebben worden verstaan: Je zult God liefhebben boven alles en je medemens, want die is als jij.

In de islamitische traditie wordt Ibrahim getekend als Al Khalil, Gods boezemvriend. “En Allah nam Ibrahim als boezemvriend” (soera 4:125).Een van de belangrijkste eigenschappen van Ibrahim is zijn vrijgevigheid. Hij deelde zijn tafel altijd met anderen. Omdat Ibrahim Allah als vriend gevonden heeft, wordt hij ook een voorbeeld van de menselijke opdracht zorgzaam te zijn voor alles wat leeft. “Hij is degene die mij geschapen heeft en mij het rechte pad heeft gewezen. Hij is degene die mij voedt. Hij is degene die mij geneest als ik ziek ben. Hij zal mijn leven nemen en Hij zal mij weer tot leven wekken” (soera 26:78-80). Migranten uit de drie tradities zullen zich identificeren met Ibrahim en met de kerndeugd van de gastvrijheid, omdat iedere migrant weet aangewezen te zijn op anderen als hij of zij net nieuw is in een ander land. In migratie en in het verlenen en ontvangen van gastvrijheid spelen vrouwen een sleutelrol (soera 51: 24-30). Sara vergezelde Abraham op zijn tochten en het verhaal van Hagar laat zien hoe de Barmhartige zijn zorg voor de kwetsbaarheid van vrouwen toont. In de koran wordt haar verhaal verteld als zij alleen is in de woestijn met het kind Ismaël, zich haastend van Safa naar Marwa en weer terug op zoek naar water, en over God die haar trouw beloont bij de bron Zamzam.

In de Brief aan de Romeinen noemt de apostel Paulus Abraham een ‘rechtvaardig man en vriend van God’ (Rom 4:2).Daarbij grijpt Paulus terug op een vers van de profeet Jesaja over Israel: ‘Mijn knecht, nakomelingen van mijn vriend Awraham’ (Jes 41:8). Abraham als vriend van God is een voorbeeld voor iedere gelovige om de eigen relatie met God te verdiepen. Abraham heeft als gast in een vreemd land nieuwe gewoonten en gebruiken moeten leren om zich aan te passen om te midden van anderen een thuis te maken. Gastvrijheid is een kerndeugd ook in de christelijke traditie. Daarom zegt de apostel Paulus ook: ‘ Legt u toe op de gastvrijheid’ (Rom 12:13). In een van de christelijke gemeenschappen in de oudheid, was het verhaal over Abraham die in het ontvangen van zijn gasten wellicht engelen ontving bekend, want in de brief aan de Hebreeën staat geschreven:’ Vergeet de herbergzaamheid niet, want daardoor hebben sommigen, zonder het te weten engelen geherbergd’ (Hebreeën 13:2).

Leerlingen van Abraham
In een prachtig artikel ‘En Awraham plantte een boom’ beschrijft Tamarah Benima hoe wij, levend in een van de drie geloofsgemeenschappen, als spirituele nakomelingen van Awraham een opdracht hebben: ‘het is onze taak om een bestaan te verschaffen: water, voedsel, comfort, rust, vrede- aan iedereen, wie hij of zij ook is…..We zullen onszelf moeten zien als ontwortelden……verplicht om te zorgen voor andere, ontwortelde mensen…’ De lessen die Awraham ons nu leert zijn: dood de kinderen niet, breng barmhartigheid in het spel zodat de strikte rechtvaardigheid er niet toe zal leiden dat het land wordt afgebrand, en blijf iedereen zien als engelen—gasten die wij, ontworteld als we zijn, moeten voorzien van achila, voedsel, sjetieja, drinken, en levaja, gezelschap op hun reis door het leven, als kelners van God.’ Wij hopen dat op veel plaatsen in de wereld de levende gemeenschappen van Jodendom, Christendom en Islam de spirituele waarde va n de gastvrijheid mogen laten zien.

 

Referenties

Ajouaou, M.(2006). De moslim die ik ben: notities over een rekkelijk geloof. Amsterdam: Bulaaq.

Hornikx, R.(2003). Een huis vol verhalen. Verhalen en getuigenissen voor bezinning en gesprek. Kampen: Kok.

Ramadan, T.(2005). Westerse Moslims en de toekomst van de Islam. Amsterdam: Bulaaq.

Valkenberg, P. e.a. (2004) In de voetsporen van Abraham. Budel: Damon.

Kuschel, K. J. (2001) Strijd om Abraham. Wat joden, christenen en moslims scheidt en verbindt. Zoetermeer: Meinema.

Sengers, E. & B. Koet (2010) Chesed, Caritas, Diaconie, Zakaat, ‘Zorg voor de naaste’. Delft: Eburon.

Crijns, H. et al.(red.) (2004). Barmhartigheid en gerechtigheid: Handboek diaconiewetenschap. Kampen: Kok.

Hartman, D (2001): Love and terror in the God encounter: the theological legacy of Rabbi Joseph B. Soloveitschik. Volume 1.Woodstock: Jewish Lights Publishing

Sundermeier, Th.(1996). Den Fremden Verstehen. Eine praktische Hermeneutik. Gottingen: Vandenhoek & Ruprecht

Wessels, A.(2001). Islam Verhalenderwijs. Amsterdam: Balans.

 

Deel op social media

One thought on “Leerlingen van Abraham, kelners van God”

  1. bedankt Bas, mooi artikel. Ons huis heeft al vele engelen voorbij zien komen, en met open armen ontvangen. Het heeft ons verrijkt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *